Nieuws

Risico's minimaliseren op het sportveld

meettechnici bevestigen meetapparatuur aan mast

Voorkom overbelasting van lichtmasten

In het licht van de recente incidenten met lichtmasten bij twee hockeyclubs in Delft en Den Haag willen wij het belang van preventieve veiligheidsmaatregelen nogmaals onderstrepen. Wij hebben de afgelopen weken geconstateerd dat er veel onduidelijkheid en onzekerheid is ontstaan over de veiligheid van sportveldmasten. Als onafhankelijk inspectiebedrijf met meer dan 20 jaar ervaring op het gebied van inspecties van onder andere sportveldmasten willen wij door kennisdeling een bijdrage leveren om de kans op herhaling te minimaliseren. De materie is te complex en te veelomvattend om volledig te behandelen, maar met dit artikel willen wij vanuit onze expertise inzicht verschaffen in de basisprincipes en een aantal do’s and don’ts meegeven. Omwille van de leesbaarheid voor personen zonder technische achtergrond of kennis van LED-verlichting is dit artikel zoveel mogelijk geschreven zonder gebruik te maken van jargon.

Het is een veelvoorkomende misvatting dat een lichtmast met LED-armaturen minder zwaar belast wordt dan een mast met hetzelfde aantal conventionele armaturen. Om te kunnen bepalen of een bestaande lichtmast geschikt is voor de ombouw naar LED-armaturen zijn twee zaken van belang:

  • een objectieve en kundige beoordeling van de actuele conditie van de lichtmast d.m.v. een visuele inspectie en een meting; én
  • een berekening van de lichtmast (hier is bewust niet voor het woord ‘sterkteberekening’ gekozen, omdat óók de stijfheid van de mast van belang is).

Benodigde gegevens voor een berekening

Om een betrouwbare berekening te kunnen maken moeten onder andere de volgende gegevens bekend zijn:

De locatie van de lichtmast: de basis voor de berekening van de windbelasting is de windsnelheid, waarbij de windsnelheid sterk van de omgeving afhankelijk is.

  • Nederland kent drie onderscheiden gebieden (NEN-EN 40-3), namelijk windgebied I, II en III. De windbelasting op masten die in windgebied I staan is hoger dan dezelfde mast in windgebied III. Hier wordt door mastfabrikanten rekening mee gehouden in het ontwerp.
  • Nederland kent vier terreincategorieën (NEN-EN 40-3-1: 2013), namelijk categorie I (zee of kustgebied aan zee), II (onbebouwd gebied), III (bebouwd gebied, zoals industriegebied en bos), IV (bebouwd gebied; stadscentra). In beginsel geldt dat de wind op vlak terrein vrij spel heeft en dat het in gebouwd gebied windstiller is (het Venturi-effect laten we hier gemakshalve even buiten beschouwing).

Mastgegevens: op te vragen bij de betreffende mastleverancier. Als de mastgegevens onverhoopt niet beschikbaar zijn zullen de gegevens op locatie moeten worden opgenomen. Hierbij moet helaas worden vermeld dat niet altijd alle gegevens zijn te achterhalen. Denk bijvoorbeeld aan de staalsoort van een lichtmast. In het geval dat er gegevens ontbreken is het van belang dat er wordt uitgegaan van het meest aannemelijke ‘worst case’ scenario. In dit geval gaan wij dan in onze berekeningen uit van constructiestaal S235.

Windvangend oppervlak LED-armatuur: afhankelijk van:

  • het merk en type armatuur;
  • de hoek die het armatuur maakt ten opzichte van het horizontale vlak (tilt); en
  • in het geval dat er meerdere armaturen in de mast worden geplaatst is de positionering ten opzichte van het andere armatuur ook van belang.

Cx-waarde LED-armatuur: de aerodynamische coëfficiënt is een waarde die de luchtweerstand van een armatuur kwantificeert. Voorbeeld: een bolvormig armatuur ondervindt veel minder luchtweerstand dan bijvoorbeeld een vlakke plaat en heeft dus een lagere Cx-waarde. De meeste gerenommeerde LED-leveranciers bepalen/berekenen de Cx-waarden met behulp van geavanceerde software of door middel van een relatief kostbare windtunneltest, waarbij de luchtweerstand van het armatuur onder verschillende hoeken wordt gemeten. Wanneer de Cx-waarde niet bekend is gaan wij in onze berekeningen uit van een waarde van 1.0 (NEN-EN 40-3-1: 2013).

Lichthinderkappen: belangrijk om te vermelden is dat kappen die op een armatuur worden geplaats om lichthinder tegen te gaan vaak een negatief effect hebben op de Cx-waarde en de windbelasting daardoor toeneemt. Hier dient in de berekening rekening gehouden mee te worden.

Gewicht LED-armatuur: inclusief eventuele driver, ophangbeugels, bevestigingsmaterialen, etc. Het gewicht heeft invloed op de sterkte, stijfheid en op de eigenfrequenties van een mast.

Relatieve positie zwaartepunt LED-armatuur: t.o.v. het middelpunt van de lichtmast.

Resultaten van berekening

De resultaten van de berekening laten zien of een lichtmast aan de norm voldoet. De belangrijkste criteria zijn:

  • de ‘Ultimate Limit State’ (hierna: ‘ULS’): drukt de relatieve belasting van de mast uit in een getal groter dan 0. Een waarde van boven 1.0 betekent dat de belasting ergens in de mast hoger is dan de maximale belastbaarheid van de mast en dat de mast niet aan de norm voldoet.
  • de ‘Servicability Limit State’ (hierna: ‘SLS’): maximaal toelaatbare horizontale en verticale uitwijking van de mast onder de windbelasting. Er worden drie klassen onderscheiden (NEN-EN 40-3-3). Zo zijn de gestelde eisen met betrekking tot de maximaal toelaatbare uitwijking van bijvoorbeeld een trammast of sportveldmast veel zwaarder dan die van een openbare verlichtingsmast.

Mastfalen

Wanneer de ULS groter is dan 1 dan zal de mast worden overbelast en op termijn bezwijken. Dit zal zich uiten in permanente vervorming van het materiaal of zelfs het afbreken van de mast op het zwakste gedeelte. In beginsel is de zwakste plek van alle typen masten, zoals conische, cilindrisch verjongde masten, octa- en multigonale masten, het gedeelte rondom de deuropening (indien aanwezig). Bij stalen cilindrisch verjongde masten kan er echter, in het geval van overbelasting, een nieuwe zwakste plek ontstaan. Er zijn gevallen bekend waarbij na (langdurige) overbelasting er een vermoeiingsbreuk is ontstaan vlak boven de lasnaad (‘heat affected zone’) tussen twee mastdelen. In het geval van vermoeiing begint de breuk als een haarscheurtje en zal, onder invloed van dynamische buigbelastingen door de wind, vanuit het buitenoppervlak richting het binnenoppervlak en in de omtrekrichting doorgroeien. Uiteindelijk zal de mast op deze plek falen. Omdat de mast al dermate is verzwakt is het mogelijk dat de zelfs bij een relatief lage windbelasting faalt. Het is dus van belang om overbelasting te allen tijden te voorkomen!

Eigenfrequenties

Een onderbelichte eigenschap van door wind belaste masten is dat ze kunnen gaan trillen. We noemen deze frequentie de eigenfrequentie. Het is een trillingsfrequentie die bij de constructie hoort. Het is een relevante, fysieke eigenschap van de lichtmast, net als zijn wanddikte, diameter en hoogte. De oorzaak hiervan zijn wervelingen van de lucht om de mastbuis. Die zijn makkelijk waar te nemen bij vlaggenmasten: de vlag vertoont bij voldoende wind golven in het doek. We noemen dit Kármán-wervelstraten. Meer gewicht in de top van een mast resulteert in een lage (ongunstigere) eigenfrequentie.

Terug naar de wind: de wind kan er dus voor zorgen dat er Kármán-wervels rond de mast ontstaan met een bepaalde frequentie. Als die frequentie dichtbij de eigenfrequentie van de mast ligt, krijg je een ‘opslingerings-effect’: het zwaaien wordt steeds erger en uiteindelijk zal de mast falen. Het is belangrijk om te bepalen wat de grondfrequentie (= laagste eigenfrequentie) en bijbehorende harmonischen (= veelvoud grondfrequentie) zijn van de mast en of er een onacceptabel risico is dat de mast gedurende zijn leven in die eigenfrequentie aangeblazen zal worden. Normaliter worden masten zodanig ontworpen dat de mast niet gaat resoneren onder invloed van de wind en zou een lichtmast niet of nauwelijks zichtbaar moeten bewegen bij ‘normale’ windsnelheden. In de berekeningen moet dus ook rekening worden gehouden met het dynamische gedrag van de lichtmast. Bij lage eigenfrequenties wordt de windbelasting dan ook vermenigvuldigd met een zogenaamde ‘beta-factor’.

Hoe is overbelasting van de mast te voorkomen?

Do’s:

  • Zorg ervoor dat u de mast- en armatuurgegevens voorhanden heeft door een beheerdossier bij te houden. De betrouwbaarheid van de data draagt bij aan de nauwkeurigheid van de berekening.
  • Laat uw masten periodiek inspecteren door een objectieve en kundige partij, zoals Normec Rei-Lux B.V. Een periodieke inspectie draagt bij aan het minimaliseren van het risico op het falen van een mast. Naast een inspectie van de gehele mast is een inspectie van de fundatie essentieel om de veiligheid en stabiliteit van masten te waarborgen.
  • Wees alert op hevige trillingen in de mast. Wanneer een mast resoneert in zijn eigenfrequentie of de tweede harmonische kan dit snel tot problemen leiden. Neem in dat geval zo spoedig mogelijk contact op met Normec Rei-Lux B.V. voor advies over mogelijke vervolgstappen.
  • Laat altijd een berekeningen uitvoeren door een kundige partij (mastfabrikant of Normec Rei-Lux B.V.) bij de overstap naar LED-verlichting. Zo bent u ervan verzekerd dat de lichtmast geschikt is voor de nieuwe belasting.
  • Zorg ervoor dat het zwaartepunt van een LED-armatuur of LED-armaturen zo dicht mogelijk in de buurt ligt van het midden van de mast. Dit heeft een positief effect op de belasting van de mast.
  • Controleer of de tilt gelijk is met de tilt op basis waarvan de berekening is gedaan. Afwijkingen hebben altijd invloed op de windbelasting.
  • Volg het advies van het inspectiebedrijf op. Onafhankelijke inspectiebedrijven hebben geen enkel belang bij het goed- en/of afkeuren van een mast. Het niet opvolgen van adviezen kan ernstige gevolgen hebben.

Don’ts:

  • Monteer geen scoreborden, luidsprekers, bloembakken en andere objecten op de lichtmast zonder voorafgaand te verifiëren of de maximale belastbaarheid van de mast hiermee wordt overschreden. Deze extra belasting kan de stabiliteit en veiligheid van de mast compromitteren.
  • Plaats geen lichthinderkappen op een LED-armatuur zonder verificatie door middel van een sterkteberekening. De aanwezigheid van lichthinderkappen dienen altijd meegenomen te worden in de berekening.
  • Wijk niet af van de parameters op basis waarvan de berekening is gedaan of laat bij wijzigingen opnieuw een berekening uitvoeren. Consistentie met de oorspronkelijke parameters draagt bij aan het minimaliseren van de kans op het falen van de mast.
  • Boor, slijp of snijd nooit een gat in een mast zonder dat dit voorafgaand door de mastfabrikant is goedgekeurd. Gaten kunnen een negatief effect hebben op constructieve integriteit en stabiliteit van een mast.
  • Indien noodzakelijk kies dan bij voorkeur voor een gat in het mastluik en/of kies voor een rond gat. Het is van belang dat de snijvlakken worden voorzien van een geschikte coating om corrosie te voorkomen. Gaten in het mastluik hebben geen negatief effect op de constructieve integriteit en stabiliteit van de mast.
  • Rechthoekige gaten waarbij de sneden in de hoeken doorlopen zijn een absolute ‘no go’ en reden voor afkeur van de lichtmast. Er kunnen hoge materiaalspanningen optreden in de hoeken met mogelijk scheurvorming tot gevolg.